"De klachten zijn niet van de lucht. Ons volk kan niet meer zingen.
Hoogstens blèren met zeven è’s.
Lang uithalen, slijmerig slepen, kleverige onzin,
taai en rekkerig als duimpjesdrop.
Zes jaren z-a-n-g-onderwijs. Resultaat nihil.
Verenigingen tot verbetering van volkszang. Resultaat bijna nihil.
Kongressen. Resultaat nihil.
Zangverenigingen in soorten, die de mensen het zingen helemaal verleren.
Ik bedoel natuurlik de eenvoudige, doodgewone liedjes,
het echte zingen, de volkszang.
Hoe komt het toch?
Heel vroeger in de donkere nacht der Middeleeuwen,
waarvan Tollens en zijn kornuiten in de verlicht-liberale tijd
zo’n afschrik hadden, toen konden de mensen het wel.
Getuige al die mooie liedjes, overgebleven uit die tijd.
Echte volksliedjes, die iedereen kende,
waarin vreugde en leed zijn weergegeven, waarin de liefde hoogtij viert,
de humor van het leven zijn uiting vindt evengoed als de smart."Het katholieke schoolblad; voorheen De katholieke onderwijzer (14 September 1922)
"Meermalen is de opmerking gemaakt,
zoowel door landgenoot als vreemdeling,
dat zoo weinig Nederlanders hun volkslied kennen."Dr. P. Leendertz jr.: "Het Wilhelmus van Nassouwe" (1925)
"Volksliedjes hebben steeds hun eigenaardige aantrekkelijkheid.
Of zij komen van volken noord, oost, zuid of west,
zij zijn alle naïef en bekoorlijk,
in het bizonder wanneer zij gezongen worden door iemand
die weet hoe zij aangepakt moeten worden.
Want volksliedjes zijn een subtiel goed,
dat met uiterste zorg behandeld moet worden."Edna Thoma: De kunst; algemeen geïllustreerd en artistiek weekblad (16 oktober 1926)
"Niet het persoonlik-uitzonderlike, maar het allen gemeenzame
is voor de jeugdbeweging het belangrijke.
En vandaar dat in haar de oude volkskunst
tot nieuw leven kon worden gewekt,
want zij is haar wezens-verwant.
Vandaar de liefde voor het volks-lied, de volks-dans, het volks-spel."Koos Vorrink, jeugdleider: "de Pinksterblom" (najaar 1926)
"Het staat onomstotelijk vast dat
een goede muzikale ontwikkeling en een goede muziekbeoefening
alleen dan duurzaam en bevredigend kan zijn,
als het volkslied in de meest uitgebreide betekenis
en in de meest verscheiden vorm, er de grondslag van vormt."Piet Tiggers, musicus (1929)
"Het is de plicht van hen die het kunnen, ons Volk bekend te maken
met onze Nederlandsche liederen, in onze schoone Moedertaal.
men moet ons Volk leeren, durven zingen."Arnold Spoel (1930)