VOLKSLIED en VOLKSMUZIEK

Citaten (1901-1920)

terug Vorige blad



"Wel mogen wij ons in het behoud van vele Nederlandsche liederen
en daaronder van de oudste verheugen, maar het lijdt geen twijfel
of de voortbrengselen onzer oude gezongen volkspoëzie
zijn voor een groot deel verloren gegaan."

Fl. van Duyse: "De melodie van het Nederlandsche lied en hare rhythmische vormen" (1902)



"Vanaf het jaar 1560 tot 1807 verscheen geen enkele verzameling
met uitsluitend volksliederen, en ongeveer slechts een tiental,
waarin hoofdzakelijk volksmelodiën zijn opgenomen."

Max Friedländer: "Das deutsche lied im 18en Jahrhundert" (1902)



"Alhoewel teksten en melodieën bij mondelinge overlevering
doorgaans den noodlottigen invloed der eeuwen ondergaan,
toch wordt nog wel eens hier of daar
een volkslied opgeteekend, dat tot bewijs kan strekken,
hoe zulke liederen [...] soms een taai leven hebben."

Fl. van Duyse: "Het oude Nederlandsche lied" (1903)



"De belangstelling in het volkslied,
die door de Romantiek werd gewekt,
is tot in onze dagen onverflauwd gebleven."

Dr. C.C. van de Graft: ("Middelnederlandsche Historieliederen" (1904)



"Een volkslied is wat het volk zingt,
onverschillig waar het vandaan komt."

John Meier: "Kunstlieder im Volksmunde" (1906)



"De zin voor oude frissche deuntjes ging [...] eenigszins
verloren door de kunstmuziek met veel coloratuur,
die onder Franschen invloed, een zekere pruikerige deftigheid had.
De volksliedjes kregen den naam van Boerenliedjes en Pluggedansen
om hun minder voorname afkomst aan te duiden. "

Caecilia; algemeen muzikaal tijdschrift van Nederland (1 Januari 1912)



"Het volkslied is een stuk van de menschheid,
de oertaal der zielen,
een onmiddellijke openbaring van de natuur zelf,
als een bron de stem der aarde..."

Alphons Laudy , redacteur van 'de Tijd' (1912)



"In sommige der laatste 18-eeuwsche liedjes,
is het alsof men den dageraad van betere tijden bespeurt.
Er komt een natuurlijker toon in die uitingen van opwinding."

Dr. D.F. Scheurleer: "Onze mannen ter zee in dicht en beeld" (1912)



"In die dagen toen het goede volkslied door onze dreven weerklonk,
was ons volk heilig doordrongen van zijn kracht,
was het een groot en krachtig volk, vol geloof en godsdienstzin,
een volk tevreden en vol levensblijheid, een volk dat den huiselijken haard
als het hoogste goed beschouwde, een volk geestig en frisch".

Willem Galesloot, 1e Secretaris van de Hoofdbesturen
der R.K. Vereenigingen voor Volkszang ... (1914)



"Van eenheid van den volkszang kan geen sprake zijn,
zoolang het volkszangvraagstuk nog zo weinig is beoefend en bestudeerd.
We zijn nog pas in het eerste stadium van wezenlijke bloei."

Adriaan P. Hamers: (1914)



"... u zult het niet kunnen gelooven, hoe weinig interesse
het Nederlandsche publiek voor zijn eigen oudere liedjes toont..."

Jean-Louis Pisuisse, (circa 1914)



"Het „de taal is gansch een volk” is ook voor heden nog van kracht,
en als men de tegenwoordig alom gezongen volksliedjes aanhoort,
ziet men met ontzetting,
tot welk een laag beschavingspeil onze tegenwoordige volkszang gedaald is.
Hier moet verbetering komen!"

Corn. van Ooijen: De volksbanier; orgaan voor de leden van den Ned. R.K. Volksbond (18 februari 1915)



"Wie een volk in zijn hart wil zien, moet zijn lied kennen"

J.P.J. Wierts: "Ons Hollandsche lied" (1915)



"Het blije reine lied, uit het harte wellend en opdringend,
moet gezongen worden en gesteld tegenover het schunnige straatlied..."

L. Roozen, priester en volkszangpropagandist (1916)



vooruit Volgende blad

begin pagina begin van deze pagina

terug Citatenmenu

home hand OLD FOLKS AT HOME PAGE
Deze pagina is bijgewerkt op: