"...personen uit de vaderlandse geschiedenis gaven aanleiding tot liederen,
die de gebeurtenissen vaak tot ridderballaden vervormden."Dr. F.K.H. Kossmann, straatlieddeskundige (1941)
".Het volkslied is een uiting van de menselijke cultuur.
Er bestaat geeu volk of het kent zijn volkslied als
de eigenaardige weergave van zijn cultuurleven. "Broeder Renobertus, "Uit eigen kring";
tijdschrift voor onze broeders in missie en vaderland, (jrg 9, 1941, no. 2)
"Vooral sedert de XlXe eeuw geniet het oude volkslied belangstelling
ook buiten den engen kring der professioneele muziekhistorici.
Die waardeering op ruimere schaal is vooral het gevolg van het romantisme
met zijn vereering voor al v/at middeleeuwseh en archaisch aandoet. "G. de Wolf S.J.: "Streven" (no. 3, 1941)
".Ook in ons land ziet men, dat het volkslied verdrongen wordt door
en verv.alt onder de invloed van het gezelschapslied
of wat daarmee te vergelijken is;
men vindt het overtuigend bewijs in het uitstekende werk
„Ons eigen Volkslied” van Dr. J. Pollmann. "C. Brouwer: "De weegschaal";
maandblad voor de vrienden van het Duitsche boek, (1941, no. 4)
"Het volkslied uit en wekt het besef van verbondenheid
door eenvoud en zuiverheid van vorm en inhoud."Caspar Höweler, musicoloog: "Het Nederlandsche volkslied in den loop der tijden" (1941)
"De oorsprong van het Germaansche volkslied gaat terug tot in de verste oudheid.
Het volk in ons Noorden heeft altijd gezongen.
Op zeer veel plaatsen in zijn historieën en annalen verhaalt Tacitus
van de krijgsgezangen der Germanen. "Henk Sweers: "Volksche wacht"; strijdblad voor Nederlandsch volksbewustzijn (1941)
"Wie het minnelied uitbant, verbant het beste deel van het volkslied,
dat immers in 9 van de 10 gevallen over de liefde gaat."Jop Pollman: "Dux"; tijdschrift voor priesters,
die zich met de vorming der R.K. rijpende jeugd bezighouden (1941-6)
"Onze volkliedverzamelaars beschouwden de volksliederen [...]
eenigszins als een soort verroeste en van onzuivere stoffen
aangevreten oude muntstukken waarop zij,
met wrijven en drijven, opnieuw den beeldenaar
zuiver en glanzend wenschten terug te tooveren."Pol Heyns, volksliedverzamelaar: "Volksliederen" (1941)
"Als wij bedenken, hoeveel oude gebruiken en overleveringen
er op vele plaatsen nog bestaan, dan geloof ik, dat de toestand van ons volkslied
niet zoo volkomen hopeloos is als velen meenen. "Henk Sweers: "Volksche wacht"; strijdblad voor Nederlandsch volksbewustzijn (1941)
"Ik wil mij hier niet wagen aan een definitie van het begrip „volkslied".
Daarover zijn dikke boeken geschreven.
De voorstelling, dat het volkslied op mysterieuze wijze uit het volk zou zijn
te voorschijn gekomen en dus eigenlijk geen dichter of componist hebben gehad,
is sedert geruimen tijd naar het rijk der fabelen verwezen.
Elk volkslied heeft een auteur, zoowel van den text als van de muziek,
hij moge dan bekend of onbekend zijn.
Volksliederen — zoo kunnen wij voor ons doel volstaan met te zeggen
zijn liederen, die aantrekkelijk en eenvoudig genoeg zijn
om algemeen gezongen te worden.
Waar ze vandaan komen doet er niets toe.
Ze kunnen van Goethe (Haidenröslein!) zijn of van een straatzanger.
Als ze maar gezongen worden. "G. van der Leeuw: "Leidstersblad " (no. 10, 01-06-1941}
"Wanneer men zoekt naar een definitie voor het Straatlied, komt men
tot geen eervoller resultaat dan: „Het Straatlied is het verbasterd Volkslied”,
of zoo men wil: „Het Straatlied is het Volkslied als er geen Volkslied bestaat”.""Aristo" Algemeen Cultureel en Litterair Maandblad (1941, no. 12)
"Een rijkere müzikale bron dan het volkslied bestaat er waarschijnlljk niet.
Ieder volk ter wereld heeft zijn eigen volksliedjes,
waarvan wij er honderden kennen, niet alleen Hollandsche,
maar ook van ver over onze grenzen.""Luistergids", programmablad van den Nederlandschen Omroep (5 juni 1942)
"... in de 19e eeuw was het treurig gesteld met ons volkslied;
wat men toen zong werd suf en saai naast deze sterke oude liederen."A. Komter-Kuipers: "De muziek-historische beteekenis van Valerius' Gedenck-clanck" (1943)
"Alleen het middeleeuwse volkslied was waarlijk
een alles omvattend volkslied geweest:
geslachten en eeuwen lang zal het volk in zijn straatlied
teren op de resten dezer onvergankelijke nagedachtenis."Douwe Wouters, onderwijzer (1943)
"Het volk dezer lage landen heeft niet den naam een zanglustig volk te zijn.
Spontane uiting door middel van het lied vooronderstelt,
zegt men, een grootere beweeglijkheid van geest,
een blijere levenshouding, een mildere opvatting van het geloof."B.W.E. Veurman: "Liederen en dansen uit West-Friesland" (1944)
"In de Middeleeuwen was de aanbouw van vlas over geheel Europa verbreid.
Frankrijk, Ierland, België, Duitschland, dit waren allemaal landen,
die vlas in groote hoeveelheden verbouwden
en hierdoor de huisvlijt werk verschaften.
In elk boerenhuisje snorde het spinnewiel
en de verschillende onderdeelen der bewerking
leven thans nog voort in onze sprookjes en volksliedjes.""De vlasbode", officieel orgaan van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van Vlasindustrie
(17 november 1945)
"In een gemeenschap met films en autobussen,
om van radio maar niet te spreken,
is voor het levende volkslied geen plaats meer."Yge Fopma: "Oude en Nieuwe Geuzenliederen" (1946)
"Het volk is de drager, niet de dichter van het volkslied."Davenson: "Le livre des chansons" (1946)
"Het gebrek aan deskundigen op muzikaal gebied die
daadwerkelijke belangstelling hadden voor de eigen volksmuziek,
is de oorzaak, dat in alle bundels die in de loop van deze eeuw uitkwamen,
slechts een zeer geringe plaats afgestaan werd
aan de eigen Afrikaanse volksliedjes."Jo de Fourie: "Zuid-Afrika", maandblad voor de culturele en economische betrekkingen
tussen Nederland en Zuid-Afrika (1948, no. 9)
"Als we de vraag stellen: „Kun je nog zingen?”,
dan moeten de meesten antwoorden: „Nee,
we kunnen alleen nog maar sentimenteel brullen.”
Nu zouden we de oorzaken kunnen opsnorren van het feit,
dat prachtige volksliedjes, die eens klonken op kermis en bruiloft,
onbekend zijn geworden. Daar schieten we echter weinig mee op."Jos. Sterk: "Pit", maandblad voor de jonge arbeiders (15 februari 1950)
"Het taaie leven, dat tal van volksliedjes,
ondanks alle sombere uitspraken, blijken te bezitten,
mag ons niet de ogen laten sluiten voor het gevaar,
dat de pessimisten de een of andere tijd toch gelijk zouden kunnen krijgen.
Hoe dankbaar moeten wij niet zijn voor de optekening
van de Nederlandse volksliedjes uit Frans-Vlaanderen door
E. de Coussemaker, een eeuw geleden!
Eenzelfde erkentelijkheid kan men hebben voor het werk van
Jaap Kunst op Terschelling in 1914."Jan Bouws: "Mens & melodie", algemeen Nederlandsch maandblad voor muziek (1 april 1950)
"Volkslied is,
wat op een gegeven ogenblik door het volk wordt gezongen."Dr. Tjaard W.R. de Haan , medewerker Nederlands Volkskundig Genootschap (1950)