"...personen uit de vaderlandse geschiedenis gaven aanleiding tot liederen,
die de gebeurtenissen vaak tot ridderballaden vervormden."Dr. F.K.H. Kossmann, straatlieddeskundige (1941)
"Het volkslied uit en wekt het besef van verbondenheid
door eenvoud en zuiverheid van vorm en inhoud."Caspar Höweler, musicoloog: "Het Nederlandsche volkslied in den loop der tijden" (1941)
"Onze volkliedverzamelaars beschouwden de volksliederen [...]
eenigszins als een soort verroeste en van onzuivere stoffen
aangevreten oude muntstukken waarop zij,
met wrijven en drijven, opnieuw den beeldenaar
zuiver en glanzend wenschten terug te tooveren."Pol Heyns, volksliedverzamelaar: "Volksliederen" (1941)
"Een rijkere müzikale bron dan het volkslied bestaat er waarschijnlljk niet.
Ieder volk ter wereld heeft zijn eigen volksliedjes,
waarvan wij er honderden kennen, niet alleen Hollandsche,
maar ook van ver over onze grenzen.""Luistergids", programmablad van den Nederlandschen Omroep (5 juni 1942)
"... in de 19e eeuw was het treurig gesteld met ons volkslied;
wat men toen zong werd suf en saai naast deze sterke oude liederen."A. Komter-Kuipers: "De muziek-historische beteekenis van Valerius' Gedenck-clanck" (1943)
"Alleen het middeleeuwse volkslied was waarlijk
een alles omvattend volkslied geweest:
geslachten en eeuwen lang zal het volk in zijn straatlied
teren op de resten dezer onvergankelijke nagedachtenis."Douwe Wouters, onderwijzer (1943)
"Het volk dezer lage landen heeft niet den naam een zanglustig volk te zijn.
Spontane uiting door middel van het lied vooronderstelt,
zegt men, een grootere beweeglijkheid van geest,
een blijere levenshouding, een mildere opvatting van het geloof."B.W.E. Veurman: "Liederen en dansen uit West-Friesland" (1944)
"In de Middeleeuwen was de aanbouw van vlas over geheel Europa verbreid.
Frankrijk, Ierland, België, Duitschland, dit waren allemaal landen,
die vlas in groote hoeveelheden verbouwden
en hierdoor de huisvlijt werk verschaften.
In elk boerenhuisje snorde het spinnewiel
en de verschillende onderdeelen der bewerking
leven thans nog voort in onze sprookjes en volksliedjes.""De vlasbode", officieel orgaan van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van Vlasindustrie
(17 november 1945)
"In een gemeenschap met films en autobussen,
om van radio maar niet te spreken,
is voor het levende volkslied geen plaats meer."Yge Fopma: "Oude en Nieuwe Geuzenliederen" (1946)
"Het volk is de drager, niet de dichter van het volkslied."Davenson: "Le livre des chansons" (1946)
"Het gebrek aan deskundigen op muzikaal gebied die
daadwerkelijke belangstelling hadden voor de eigen volksmuziek,
is de oorzaak, dat in alle bundels die in de loop van deze eeuw uitkwamen,
slechts een zeer geringe plaats afgestaan werd
aan de eigen Afrikaanse volksliedjes."Jo de Fourie: "Zuid-Afrika", maandblad voor de culturele en economische betrekkingen
tussen Nederland en Zuid-Afrika (1948, no. 9)
"Als we de vraag stellen: „Kun je nog zingen?”,
dan moeten de meesten antwoorden: „Nee,
we kunnen alleen nog maar sentimenteel brullen.”
Nu zouden we de oorzaken kunnen opsnorren van het feit,
dat prachtige volksliedjes, die eens klonken op kermis en bruiloft,
onbekend zijn geworden. Daar schieten we echter weinig mee op."Jos. Sterk: "Pit", maandblad voor de jonge arbeiders (15 februari 1950)
"Het taaie leven, dat tal van volksliedjes,
ondanks alle sombere uitspraken, blijken te bezitten,
mag ons niet de ogen laten sluiten voor het gevaar,
dat de pessimisten de een of andere tijd toch gelijk zouden kunnen krijgen.
Hoe dankbaar moeten wij niet zijn voor de optekening
van de Nederlandse volksliedjes uit Frans-Vlaanderen door
E. de Coussemaker, een eeuw geleden!
Eenzelfde erkentelijkheid kan men hebben voor het werk van
Jaap Kunst op Terschelling in 1914."Jan Bouws: "Mens & melodie", algemeen Nederlandsch maandblad voor muziek (1 april 1950)
"Volkslied is,
wat op een gegeven ogenblik door het volk wordt gezongen."Dr. Tjaard W.R. de Haan , medewerker Nederlands Volkskundig Genootschap (1950)